Studententaal: woorden die studenten écht gebruiken
Dit is je starter kit over alles wat je moet weten van de belangrijkste woorden van studententaal. Alweer een maandje geleden opende voor mij – als geheel groentje in de studentenwereld – een nieuwe wereld. Naast een nieuw huis, nieuwe huisgenoten, nieuwe kamer, dus ook een nieuw vocabulaire*. De kennis die ik in real life heb opgedaan – met geheel dank aan mijn huisgenoten – kon ik natuurlijk niet achterwege laten. Hierbij mijn woordenlijstje voor als ik weer eens een woord moet opzoeken. 😉
*De volgende woorden kunnen als schokkend worden ervaren. De tekst lezen op geheel eigen risico.
Studententaal woordenlijst
Abso: absoluut.
Afko: afkorting.
Anytimer: op elk moment van de dag kan iemand je een ‘any’ geven; op zo’n moment moet je het drankje in één keer opdrinken.
Avklo: avondklok, geen toelichting nodig dacht ik zo.
Bal: een corpsbal. Mannen die lid zijn van het corps en nogal bekakt zijn.
Biba: bitterbal.
Biechtapp: een Whatsapp-groep waarbij je de regel hebt dat je binnen vierentwintig uur moét sturen wie je hebt geregeld.
Bij zijn: ergens voor in zijn.
Bits: lullig.
Brassen: jongens die met elkaar gaan stoeien. Ze pakken elkaar vast aan elkaars jasje of de das en wie als eerst op de grond ligt.
BVO’tje: Biertje voor onderweg.
Corps: studentenvereniging.
Tjak: ranzigheid van de feestzaal op de grond (en daarna op je schoenen…).
Das: Het is verboden om te spreken van een stropdas, dus het woord das is the way to go.
Deur verdienen: in sommige studentenhuizen moet je je kamerdeur verdienen door seks te hebben in de desbetreffende kamer.
Dichtgetikt: leven die draait om je vereniging.
Esca: escalatie
Feut: eerstejaars, maar dit wordt vaak in een negatieve context gebruikt.
Fitje: outfit.
Geru: de gezamelijke ruimte in een studentenhuis.
Hg: Huisgenoot.
Huisjongste (HJ): huisgenoot die het kortst in een studentenhuis woont. Dit gaat vaak hand in hand met ‘vervelende’ klusjes.
Huisoudste (HO): huisgenoot die het langste in een studentenhuis woont. Dit gaat vaak hand in hand met de meeste ‘rechten’.
Ibu: Ibuprofen.
Irri: irritant.
Itakru: Italiaanse kruiden.
Kowa: korte wandeling.
Kwarrel: relatiestatus kwaliteitsscharrel. Een scharrel waar potentie in zit tot meer.
Lawa: lange wandeling.
Neem ruim: pak - bijvoorbeeld snacks - zoveel je wil en geniet.
Ongi: ongesteld.
Persco: persconferentie
Regelen: iemand fixen.
Ribba: rijbewijs
Rietadt: je doet een rietje in een bierflesje en dan drink je het flesje in één teug leeg.
Sjaars: eerstejaars, dit is vaak een neutrale term voor eerstejaars.
Skeer: armoede.
Smoelen: mond houden.
Sociëteit: het huis van een vereniging.
Soos: dit is de benaming van de socialiteit. Dit verschilt per stad en vereniging.
Spebi: speciaal bier.
Studentikoos: typisch voor studenten.
Stufi: studiefinanciering.
Stuko: studentikoos.
Thuis thuis (THTH): je ouderlijk huis.
TT: tentamen
Trapadt: op elke traptrede een verrassingsdrankje. Je mag pas stoppen tot je boven bent (heftig hè!).
Trek je bak: je drankje atten.
Vo: lid zijn bij het corps.
VVV’tje: een vriendinnetje van vroeger.
Zwarte piste: dit is een feestje dat wordt georganiseerd door een vereniging of in een studentenhuis. In elke kamer is een thema, dit kunnen bijvoorbeeld verschillende landen zijn. Op elke kamer doe je een bijpassend spelletje en drink je een bijpassend drankje.
En, hoeveel woorden studententaal kende jij? Als jij op het puntje van je stoel zit - jezelf net nog niet gek te maken uit frustratie omdat er bepaalde woorden ontbreken - laat het mij dan vooral weten!
Bekijk ook meteen dit: